verhaal 32 – KONINGINNEDAG

Aagje de Tweede dekt Ewin, La Mama kijkt toe

KONIGINNEDAG

verhaal 32

Hé slome, dóe eens wat jóh! Weer een dauw, nóg een por maar Edwin geeft geen sjoege. Hij kijkt beduusd om zich heen. Waarom doet Aagje zo raar? Ze lijkt wel bezeten. Gauw weg wezen hier, maar dan kent hij Aagje nog niet. Ze zet de achtervolging in, drijft hem op en weet van geen ophouden. Bam! Weer een optater. Had hij haar maar nooit te logeren gevraagd. La Mama staat er hoofdschuddend bij. Zij weet precies hoe laat het is. Aagje is berig. Voor de eerste keer in haar leven.

Edwin en Aagje zijn nu allebei zo’n zes maanden, Aagje een kleine twee weken ouder dan Edwin. In hun vorige leven hadden ze dan 110 kilo gewogen en was de enkele reis naar het slachthuis al gemaakt. Nu wegen ze veel minder, ik schat iets meer dan de helft, en hebben nog een heel leven voor zich. Een echt varkensleven waarin alle varkensdingen aan bod kunnen komen. Tenminste, dat geldt nog voor Aagje. Edwin is binnen een week na zijn geboorte gecastreerd, zijn karbonaadjes zouden anders misschien gaan stinken en wie wil dat nou eten? Toch zal hij op een dag de klok nog horen luiden. Ook gecastreerde beertjes krijgen hun goesting, soms al met vier maanden, maar Edwin is een late. Hij hangt liever nog aan moeders rokken dan dat hij nu op Aagje springt.

Aagje is het inmiddels zat. Spring jij niet op mij? Dan spring ik wel op jou! Met een verwilderde blik in haar ogen hangt ze met haar voorpoten over Edwins rug, hij wil ontsnappen, ze laat niet los en als een treintje hobbelen ze samen een kant uit. Die Aagje. Ze heeft wel een dag uitgekozen voor de eerste keer: het is koninginnedag. Voortaan zal ze iedere drie weken de kolder in haar kop krijgen. Daar weet La Mama alles van.

Iedere drie weken. Hoe de industrie dat toch voor mekaar gekregen heeft.

Hoe gaat dat bij Juffrouw Loes? Zij is een bagge, een wildzwijnenzeugje. Haar berigheid speelt zich ieder jaar af ergens tussen september en februari, maart. Niet constant, zo nu en dan. Ik merk het zodra ze speels wordt. Heen en weer draven, rondjes draaien, om me heen tiepelen, uitdagen, een speelse tik uitdelen. Elegant keten. En was ik een keiler, de wildzwijnenbeer, dan zouden er in de lente zo’n zes frislingen geboren worden met hun gestreepte pyamaatjes al aan. Zo is het bedoeld.

Iedere drie weken in de bio-industrie. De La Mama’s en de Aagjes zijn er op gefokt. Vleesfabriekjes. Productie draaien. Hoe meer biggen hoe beter. Geen wonder dat Aagje zo bezeten is.
WORDT VERVOLGD.