HET BRUTALE BIGGETJE
verhaal 4
‘Helemaal niet,’ zei de boer. ‘Waarom zouden wij dit gek vinden? Zo te zien lag Aagje er prachtig bij. Ieder zijn eigen ding toch?’
Zo doe je dat dus. Ook al had hij het bespottelijk gevonden, dit was de perfecte reactie. Het deed me denken aan de improvisatielessen op de toneelschool. Had je je op iets ingesteld, kwam je tegenspeler met precies de tegenovergestelde reactie. Daar stond je dan met je goede gedrag, happend naar adem. Al je wapens uit handen geslagen.
‘Weet u wie uw oudste varken is?’ De boer wisselde een snelle blik met zijn vrouw. ‘Jawel. Die gaat van de week weg.’
‘Wie wil er nog koffie?’ vroeg zijn vrouw meteen.
Al stond hun wereld haaks op die van Het Beloofde Varkensland, er was geen enkele reden om ze níet aardig te vinden. Ik keek naar Ilona. Wat zou er allemaal in haar omgaan? ‘Ben je zover?’ vroeg ik. ‘Het is tijd voor je biggie.’ We manoeuvreerden haar bij de keukentafel vandaan en ik zag dat ze zich schrap zette om nog een keer het varkensbedrijf in te gaan. Ik stopte de foto’s in mijn tas en daar gingen we.
Die Ilona. Was ze die ochtend thuis nog uit bed getakeld met een tillift, zoefde ze nu ineens door de gangen van de afdeling vleesvarkens. Ze deed het toch maar allemaal. Welk biggetje had de boer voor haar in petto? Hij liep met grote passen voorop, wist precies waar hij zijn moest.
De vleesbiggenafdeling bestond uit een aantal compartimenten van beton en staal. Na de kraamstal was het er opvallend stil. Net als hun moeders in de dragende zeugenstal hielden de biggen van schrik hun adem in toen het neonlicht aanfloepte. Op de kraamafdeling was dat wel anders geweest. Daar stopte ik mijn vingers in de oren. In hun gevecht om de beste speen krijsten de biggetjes dwars door de decibellen heen. De boer beende door. Voor Ilona’s biggetje moesten we helemaal achterin in het gebouw zijn. ‘Een zeugje van 5 weken oud, dat wilde je toch graag, een vrouwtje?’
Toen sloeg hij rechstaf een gangetje in, zo smal, dat we Ilona’s rolstoel met behulp van een schoenlepel naar binnen moesten wurmen. Ze gaf geen krimp. De boer opende het deurtje van het achterste compartiment. De biggetjes deinsden en groupe achteruit. Al die verschrikte koppies. Die oogjes vol argwaan. Maar toen ze weer op adem kwamen werden ze toch nieuwsgierig. Schoorvoetend kwamen ze dichterbij. Dicht tegen elkaar aan gedrukt stonden ze naar ons te loeren.
Een buitenkansje. Viel er eindelijk eens wat te beleven. De brutaalste klauterde bovenop een andere big om maar niks te hoeven missen. De boer wees het brutaaltje aan: ‘Dat is em.’